Raad van Bestuur

De werking en bevoegdheden van de Raad van Bestuur wordt geregeld in de artikelen 3.1.5 e.v. van het Energiedecreet.

De VREG wordt bestuurd door een raad van bestuur die is samengesteld uit maximaal zeven leden. Zij kiezen onder hun leden een voorzitter. 

De leden van de raad van bestuur worden door het Vlaams Parlement aangesteld voor een vaste termijn van vijf jaar, die eenmaal kan worden verlengd.  

De bestuurders kunnen tijdens hun mandaat alleen worden ontslagen op eigen verzoek, bij niet-naleving van de decretaal bepaalde onverenigbaarheden of ten gevolge van een strafrechtelijke veroordeling.

Samenstelling

  • Maarten De Cuyper (voorzitter)
  • Ruth Lambrechts
  • Wim Raeymaekers
  • Els Reynaert
  • Hans Vanhoof

Oproep tot kandidaatstelling voor bestuurder bij de VREG 

De raad van bestuur van de VREG bestaat op dit ogenblik uit vijf leden. Op 10 juli 2024 worden twee extra leden aangesteld. Met het oog op de invulling van die twee mandaten organiseert het Vlaams Parlement een selectieprocedure. 

Interesse?  
Meer informatie over de vereiste kennis en vaardigheden, de selectieprocedure en de onverenigbaarheden vindt u op de website van het Vlaams Parlement

Bevoegdheden

De raad van bestuur beschikt over de volheid van bestuursbevoegdheid en beslist in principe over alle aangelegenheden waarvoor de VREG krachtens dit decreet bevoegd is.

De raad van bestuur kan zijn bevoegdheden evenwel delegeren aan de algemeen directeur van de VREG via zijn huishoudelijk reglement, met uitzondering van volgende taken: 

1° het goedkeuren van het ontwerp van begroting en van de rekeningen

2° het vaststellen en goedkeuren van een jaarrapport over de uitvoering van het ondernemingsplan

3° het beslissen over de deelname van de VREG aan de oprichting van of de deelname in andere publiek- of privaatrechtelijke rechtspersonen, het bestuur of de leiding en de financiering van die rechtspersonen

4° het sluiten van samenwerkingsovereenkomsten en het tot stand brengen van duurzame samenwerkingsverbanden met andere regulatoren en instanties die werkzaam zijn binnen de Vlaamse, Waalse, Brussels Hoofdstedelijke, Belgische en Europese elektriciteits- en aardgasmarkt

5° het vaststellen en bepalen van de tariefmethodologie overeenkomstig de bepaling zoals opgenomen in afdeling XII van het Energiedecreet;

6° het vaststellen en bepalen van de tariefstructuur

7° het goedkeuren van de technische reglementen

Huishoudelijk reglement

De werking van de Raad van Bestuur en de taakverdeling tussen de Raad van Bestuur en de algemeen directeur is geregeld in het Huishoudelijk Reglement van 17 maart 2017 (B.S. 22 mei 2017).

Als bijlage bij het huishoudelijk reglement gaat een Deontologische code. Deze code bevat de interne afspraken rond deugdelijk bestuur en deontologie. 

Onverenigbaarheden 

Conform artikel 3.1.7 van het Energiedecreet is het mandaat van bestuurder onverenigbaar met:

1° iedere functie of activiteit, al dan niet bezoldigd, ten dienste van een neteigenaar, een netbeheerder, een producent die geen zelfopwekker is, een aardgasinvoerder, de beheerder van het transmissienet, de beheerder van het vervoersnet, een werkmaatschappij, een leverancier, een bevrachter of een evenwichtsverantwoordelijke of van een warmte- of koudeneteigenaar, een warmte- of koudenetbeheerder, een warmteproducent die geen zelfopwekker is of een warmte- of koudeleverancier, of een intermediair bij de aankoop van energie;

2° het bezit van aandelen, of andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren, uitgegeven door een neteigenaar of marktpartij, vermeld in punt 1°,  of het bezit van financiële instrumenten die het mogelijk maken om dergelijke aandelen of waardepapieren te verwerven of over te dragen, of die aanleiding geven tot een betaling in contanten die hoofdzakelijk afhankelijk is van de evolutie van de waarde van dergelijke aandelen of waardepapieren;

3° het lidmaatschap van de wetgevende kamers, het Europees Parlement en de gemeenschaps- en gewestraden;

4° de functie of het ambt van minister, staatssecretaris, het lidmaatschap van een gewest- of gemeenschapsregering, het lidmaatschap van het kabinet van een lid van de Federale Regering of van een gemeenschaps- of gewestregering, het lidmaatschap van de bestendige deputatie van de provincieraden en het lidmaatschap van het college van burgemeester en schepenen van een gemeente;

5° een functie in de VREG;

6° een functie in een departement of een ander agentschap van de federale of gewestelijke overheid.